dinsdag 25 maart 2014

Vervuiling.

20 maart 2014 - de temperatuur komt boven de 21 graden!

Dit voorjaar maken we het ene na het andere weerrecord mee.
en ook op Elba is het  heerlijk toeven.

 
De Galloways lopen langs de Maas te kuieren maar ook over het wandelpad, dus blijven we maar aan de kant van de noordelijke vijver.
Ik zit lekker een tijdje aan de waterkant. Er is volop bedrijvigheid van de meerkoeten en de eendenpaartjes.
 
Maar wat me toch ineens erg opvalt is de enorme vervuiling: overal troep: veel plasticafval zoals een verzameling plastic bordjes, bestek en bekertjes als herinnering aan een picnic, ergens ligt een complete garderobe aan oude kleding, overal plastic flessen, blikjes, zakjes, en in de bomen langs het water hangt van alles.
 
Het was er natuurlijk allemaal al, maar sinds afgelopen zaterdag valt het me des te meer op: 15 maart stond de les van de IVN cursus in het teken van vervuiling van de Maas.
 
 
 
We hadden eerst een lezing van Gijsbert Tweehuyzen: ingenieur, eerder werkzaam bij o.a. DSM en Hogeschool Zuyd. 
 
Daarna was hij de oprichter van stichting Waste free Waters en ontwikkelde het  Project Schone Maas. 
Hij gaf een overzicht van de hele problematiek rondom de plasticsoep in de oceanen; 80% van deze vervuiling komt via de rivieren de zee op.
 
Ook dus via de Maas. Het filmpje spreekt voor zich:
 
We kregen van Gijsbert een uitvoerige uitleg over het hele ingewikkelde probleem: plastic is niet meer weg te denken uit onze samenleving. Bijvoorbeeld als
lichtgewicht verpakkingsmateriaal. Als alle plastics goed gerecycled zouden worden was er eigenlijk niet zoveel aan de hand: hij noemde het gebruik van plastic: uitgestelde energie.  
      
Plastic wordt immers van aardolie gemaakt, en als je dat na gebruik weer verzamelt zou je dat materiaal na afloop weer kunnen gebruiken om om te zetten in energie.
 
Het echte probleem is volgens de spreker dat het systeem van recyclen lekt: er belandt enorm veel plastic in de natuur: je vindt bijvoorbeeld heel veel van die kleine plastickorreltjes die bij het overladen na de productie of door allerlei slordig handelen op de grond zijn beland. Bij veel regen stroomt alles het riool of ook wel sloten/beken en uiteindelijk de rivier in, richting zee. Zeemeerminnentranen worden ze wel genoemd.
 
 
 
 
Maar ook ander materiaal vind je langs de oevers: plastic zakjes, flessen, vooral veel waterflesjes, jerrycans, allerlei verpakkingsmateriaal, luiers, inlegkruisjes, incomateriaal, bakjes, plastic binddraad, grote hoeveelheden afgedankte kleding (waar heel veel synthetisch in zit) , noem maar op. En dat is alleen nog maar het plastic materiaal. daar komen alle blikjes, oude auto-onderdelen, chemisch afval, drugsafval (spuiten) en noem het allemaal maar op nog bij.
 
Het verpulvert en belandt in vaak hele kleine deeltjes bij hogere waterstand in de rivieren en verdwijnt zo naar zee.
Die plasticsoep op de oceanen is heel moeilijk op te ruimen. In de eerste plaats drijft maar een heel klein deel, zo'n 15%, op het water. De rest van de rommel zweeft in het water en het grootste deel ligt op de zeebodem.
 
 
Veel zeedieren hebben last van al die troep. Ze raken verstrikt, eten het op en lang niet altijd overleven ze dat.  
 
 
 
Opruimen is helemaal niet eenvoudig. In de eerste plaats vanwege de grote hoeveelheden, maar ook omdat het vuil vermengd is met enorme hoeveelheden waterplanten en -dieren. Er zou enorm veel leven uit de zee gehaald worden als je dat gaat opruimen.
 
Er wordt wel hard gewerkt aan oplossingen, zoals een jonge Delftse student die bezig is met een methode om op te ruimen. Hij ontwikkelde dit apparaat ervoor: een soort stofzuiger voor op zee.
 
 
 
Maar eigenlijk is het natuurlijk veel beter om de problemen bij de bron aan te pakken: zorg dat er niet meer zoveel gevaarlijk afval in zee terecht komt.
 
In het project Schone Maas wordt gewerkt aan opruimen van troep langs de rivieroevers.
 
Na de lezing vertrokken we dus gewapend met hesjes Schone Maas, handschoenen, prikstokken en vuilniszakken naar de Maas: Bosscherveld bij Borgharen.
 
En dit troffen we aan:
 


Verbijsterend. daar sta je dan met je vuilniszakken en prikstokken: waar te beginnen. Na 1 1/2 uur werken met de hele cursusgroep  (rond de 20 mensen) was de opbrengst 46 zakken a plus wat los groot afval. Zoals een deelnemer het zei: je kunt amper zien dat we iets gedaan hebben, alleen het gekleurde afval is weg. Een heleboel kleine rommel kun je niet eens wegkrijgen.
 

 
 


 
We staan wel trots te kijken bij al die zakken, maar eigenlijk is het een drama.
En wat levert het nou op?
 
Daar is toch wel wat over te zeggen:
 
- niets doen is erger
 
- als je de Maasoevers regelmatig opschoont ziet het er toch iets beter uit
 
- bewustwording en verantwoordelijkheidsgevoel in de samenleving.
 
 
Ik denk dat ik volgende keer gewoon een vuilniszak meeneem als ik op Elba ga wandelen.
 
 
 
 
 
 
 
 

 
 
 

maandag 24 maart 2014

Zomerse temperaturen

zondag 9 maart - bijna 21 °C

Vast weer een record vandaag, deze temperatuur. Het is met een dun vestje aan haast nog te warm.
Het is overal druk met wandelaars en fietsers.

Eerst een rondje gelopen met mijn begeleider Leon om te kijken of ik goed bezig ben op mijn natuurplek. Leon blijkt er heel tevreden over te zijn, dus gewoon zo doorgaan en goed verslagleggen.

Daarna over het wandelpad richting Obbicht gelopen en vanaf die zijde het gebied Elba weer binnengelopen. Het valt me op dat op dat eerste, vrij smalle stuk langs de Maas erg veel rommel ligt: veel plastic en ander afval. Een deel komt vast met het water mee als het hoog staat, maar er lijkt toch ook wel gedumpt afval bij te liggen. Zou niet gek zijn als er eens een opruimactie komt.


 
 
Aan de overkant van het water zie ik de Galloway 's lopen. Eerst vraag ik me af hoe ze daar komen, maar dan snap ik het: het zijn de dieren van Negenoord, het Belgische natuurgebied aan de andere oever van de Maas. Ze lopen lekker een beetje door het water.
 
 
 
 
~                                                     Het lijkt wel een zomerse dag!
 
 
 
Daar krijg je dorst van!

 

 
Zo ziet Elba eruit op Google Earth (opname van 2007). De opname is gemaakt bij behoorlijk laag water, de lichte stroken langs het water zijn de grindoevers. Rechts van de Maas zijn de 2 vijvers van Elba goed te zien, met de bomenstrook er omheen.
Aan de linkerzijde van de rivier ligt het Belgische natuurgebied Negenoord-Kerkeweerd.

Met deze temperaturen komt er van alles in bedrijf: ik probeer een aardhommel te fotograferen maar die kruipt snel in een holletje in de grond.
Ze gebruiken vaak oude muizenholletjes en kunnen dan een behoorlijk volkje ontwikkelen.

Wel vind ik onder een stuk hout een heleboel leven: slakjes, een gekrioel van kleine en grotere regenwormen, pissebedden.




Leuk, beestjes zoeken. Net als vroeger. Wel 1 verschil: als kind ging je er lekker in zitten rommelen met een stok en stopte je alles in een potje. Om alles thuis dood te laten gaan.


Nu laat ik ze lekker liggen en leg het stuk hout weer op z'n plek.

 


En ik ben heel benieuwd wat hier aan het opkomen is.

Op een zonnig plekje is het ineens heel bedrijvig: wolfspinnetjes springen overal rond. Dit spinnetje maakt geen net, maar bespringt de prooi en verlamt deze met een beet.

Sommige soorten maken wel een draad, die ze gebruiken als een soort lifeline: om niet diep te vallen en om de weg terug te kunnen vinden. Ook gebruiken mannetjes de lijn van een vrouwtje om haar te kunnen vinden voor de paring.


 
Wolfspin, foto van een natuurwebsite. Er zijn uiteraard veel soorten, de geslachtsnaam is Pardosa.
 
Grappig als je eenmaal opmerkzaam gemaakt bent: nu zie ik ze in mijn tuin ook. Dit hele project Eigen Natuurplek is dus een groot leerproces. Heerlijk vind ik dat!
 
Er begint van alles op te komen: duizendblad, brandnetel, en het speenkruid bloeit nu toch volop. De planten blijken zich toch aardig te kunnen handhaven bij het  graasgeweld van de Galloway's en de Konikpaardjes.
 

Tijd voor brandnetelsoep:

Een gezonde voorjaarssoep die je lichaam zo aan het eind van de winter goed doet: brandnetel bevat veel vitamine C maar ook vitamine A en B, mineralen en antioxidanten.
 
Brandnetel, Urtica,  helpt om het lichaam te zuiveren, stimuleert de afvoer van afvalstoffen. ook bij reuma en jicht kan brandnetel ondersteunende werking geven.
 
De familienaam Urtica komt van het latijnse woord 'uro' wat 'ik brand' betekent. Dat verwijst uiteraard naar de brandhaartjes die bovenop de bladeren zitten en bij aanraken een branderig gevoel geven. Bij sommige mensen levert het zelfs heftige reactie op zoals rode bulten of blaartjes. 
 

Brandnetelsoep maken is heel simpel:

 
Pluk flink wat jonge brandneteltoppen. Dat kun je met handschoenen aan doen, maar als je de toppen van onderaf vastpakt prikken ze niet, de brandhaartjes zitten aan de bovenzijde.
 
Vervolgens de toppen goed afspoelen en evt. wat kleiner snijden.
 
Intussen in een pan wat fijngesneden ui en een teen knoflook fruiten, brandnetel en een paar fijngesneden aardappels toevoegen. Dit alles even verder laten fruiten, dan een liter water toevoegen, wat peper en een kruiden- of groentebouillontablet, (of zelfgemaakte bouillon). Het geheel aan de kook brengen en 15 minuten zachtjes laten trekken.
 
Dan met de blender de soep fijnmalen. Tenslotte naar smaak nog wat peper, evt. verse fijngesneden kruiden zoals peterselie, bieslook e.d. toevoegen en een scheutje room.
 
Lekkere maaltijdsoep met vers brood erbij!
 

 
Nog een leuk verhaaltje over brandnetelsoep: vorig jaar had ik de soep gemaakt, toen een van mijn kleinzoontjes een dagje kwam. Ik vroeg hem of hij soep wilde eten bij de boterham. Hij keek in de pan: oma, die soep is helemaal groen, die ga ik echt niet eten hoor!
 
 
 









 

dinsdag 4 maart 2014

Ongewenste vreemdelingen

26 februari - mooi weer, zo'n 11 °C

Het voorjaar begint er aan te komen.



Op een beschut plekje, in de kolk aan de noordkant van de noordelijke vijver, staat het klein hoefblad al te bloeien: Tussilago farfara L. 

Wordt vaak voor een paardenbloem aangezien, maar het is een plant die bloeit voordat het blad verschijnt en die heel goed herkenbaar is aan de typische stengel.
In maart zie je de plant overal bloeien, vanwege het zachte weer nu  in februari al.

Omdat het zo'n vroege bloeier is wordt ie graag bezocht door diverse solitairbijen: grasbijen, vierbandgroefbij, koolzwarte zandbij e.a.

Tussilago is een Asteracea, komt heel algemeen voor en heeft bij voorkeur vochtige, kalkhoudende grond.
De plant heeft ook geneeskrachtige toepassingen, maar dan vooral het blad: de slijmstoffen die de plant bevatten werken verzachtend op de slijmvliezen en hebben ook een hoeststillende werking.  

Op diezelfde beschutte plek vind ik ook bloeiende hondsdraf:  Glechoma hederacea L.


                                     

Ook al vroeg in bloei: de boeken geven aan dat deze vanaf april bloeit.

Hondsdraf kent ook een geneeskrachtige toepassing. Het hele kruid (blad en bloemen) kunnen gebruikt worden in een thee of als tinctuur bij vastzittende hoest.

In de volksgeneeskunde worden wel toepassingen beschreven als tonicum, bij diarree of bij zenuwachtigheid, maar lang niet al deze toepassingen zijn echt aantoonbaar, er is meestal geen onderzoek naar gedaan.

Wel oppassen met dit kruid: het heeft  een niet verwaarloosbare giftigheid. Dus niet teveel van gebruiken!

Iets verderop zie ik de auto van Hennie van het Waterschap staan. Hij is wel in voor een praatje en laat me zijn oogst van de dag zien: een kist vol dode bever- en muskusratten, zo'n 15 stuks. 

 
Overigens heeft hij de meeste dieren gevangen langs de Roer.
 
Hij houdt me een paar van de dode beesten onder de neus om het verschil te laten zien:
 
Dit is een beverrat, herkenbaar aan de oranjeachtige voortanden.
 


 
Verder kun je de beverrat herkennen aan de cylindervormige lange staart.
Het dier heeft ook zwemvliezen tussen de tenen, het is een heel goede zwemmer.
 
 

 
 
De muskusrat, ook wel bisamrat genoemd,  heeft een zijdelings afgeplatte staart.
 
Al jaren worden door de Waterschappen overal langs de rivieren muskus- en beverratten gevangen.
 
Het zijn geen inheemse dieren in ons land: ze zijn ooit geïmporteerd voor de bontindustrie. De beverrat komt vooral uit Argentinië. De Muskusrat komt van oorsprong uit  Noord Amerika, het bont is als bisambont op de markt gebracht. 
 
Een Tsjechische graaf nam begin 20e eeuw van een jachtreis door Alaska een paar muskusratten mee naar huis. Hij zette ze uit op zijn buitenverblijf in Bohemen, voerde ze een tijdje bij met wortels en aardappels en hield ze een seizoen in bedwang. Toen ging de graaf op jacht en schoot er meer dan 30 af.
 
 Maar achteraf bleek de graaf toch niet zo'n goede schutter: tien jaar later schatten deskundigen het aantal dieren in een straal van honderd kilometer rond het landgoed op ongeveer 2 miljoen!
 
De dieren bereikten Finland in 1919, Engeland in 1930 en Zweden in 1950.
 
In Engeland werden ze in 1937 volledig uitgeroeid.
In gebieden waar natuurlijke vijanden ontbraken verspreidden ze zich enorm snel.
 
Langs onze oostgrens is het probleem groot, mede omdat in Duitsland niets gedaan wordt tegen de verspreiding.
 
De beesten veroorzaken enorme schade aan dijken, ze graven lange gangenstelsels en maken hun nest onder de grond. De ingang van deze gangenstelsels liggen onder de waterspiegel.
 
 
                               foto website Waterschap
 
 
De waterschappen hebben er veel werk aan en moeten heel zorgvuldig te werk gaan.
 
Beverratten worden bijvoorbeeld altijd levend gevangen om te voorkomen dat er per ongeluk een beschermde bever of otter gedood wordt, ze lijken erg op elkaar en komen in dezelfde gebieden voor.
 
Een gevangen bever of otter wordt direct weer vrijgelaten.
 
 val voor beverrat/muskusrat in de Maas bij Elba.
 
 
Het aantal gevangen dieren daalt sinds een aantal jaren.
 
in 1987 werden in Limburg (toen nog door de provincie) meer dan 9000 muskusratten gevangen. Later namen de waterschappen het werk over. in 2009 was de vangst in Limburg ruim 1700 stuks en in 2012 bijna 1800.  Langzaam maar zeker dalen de aantallen in het hele land.
 
In Belgie staan muskusratten ook wel op het menu: Waterkonijn is een redelijk populair gerecht op veel menukaarten.
 
Na al die dode beesten toch maar weer verder kijken naar levende. Dus ging ik een tijdje
bij een van de vijvers zitten.
 
 
 
 
In de vijver een meerkoetenpaar, vast al op zoek naar een goede nestplaats.
 
Verder overal vogelzang, ook dit gaat al wat voorjaarsachtig klinken.
 
Toch zullen vogels niet zo direct eieren gaan leggen. Ze wachten daarmee toch tot de dagen wat langer worden. Gelukkig maar, het kan nog best koud worden.
 
Als Pepe en ik weer teruglopen, zien we nog een voorjaarsbloeier: het eerste speenkruidbloemetje gaat open: Ranunculus ficaria L.
 
Maar ik denk dat de bloemetjes hier niet erg veel kans hebben: volgens mij zijn het heerlijke hapjes voor de Galloways en de Konikpaardjes.